Het Annapark in de Tweede Wereldoorlog
De eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog verliepen voor Venray relatief rustig. Dat werd compleet anders nadat in september 1944 het geallieerde offensief in de regio werd ingezet. Het Annapark was in die tijd een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Door het oorlogsgeweld moesten het zorgpersoneel en de patiënten uiteindelijk noodgedwongen vluchten naar de kelders van het Hoofdgebouw. Terwijl de bommen en granaten wekenlang neerkwamen in het gebied, wachtten zij in het pikkedonker de bevrijding af.
Toen op 17 september 1944 de eerste luchtlandingen van operatie Market Garden begonnen, leek de bevrijding al heel dichtbij. Via de radio kwam het nieuws dat de aanval op de Duitsers in Nederland was begonnen en de grote drukte in de lucht bevestigde dat er iets groots stond te gebeuren. Die dag werd een enorm aantal parachutisten afgeworpen boven Arnhem, Nijmegen en Eindhoven.
Op het Annapark was in verte het gedreun en gebulder van de gevechten rond Helmond hoorbaar en in week die volgde kwam het front steeds dichterbij. Maar in plaats van een snelle bevrijding, kregen de mensen in Venray en op het Annapark het echte gezicht van de oorlog te zien: hevige luchtafweer en artilleriebeschietingen, plunderende Duitse soldaten en granaten die neerkwamen in het dorp.
Zaterdag 30 september was een dag die de mensen die toen aanwezig waren op Het Annapark niet snel zouden vergeten. Op het terrein kwamen ongeveer 40 bommen neer, bedoeld om de aanwezige Duitse soldaten uit te schakelen. Het grootste deel van de explosieven kwam terecht in de bosjes rondom de gebouwen, maar er waren ook voltreffers. Een van de bommen ontplofte middenin een zaal met patiënten, die allemaal onder het puin bedolven raakten. Onder het verplegend personeel en de patiënten vielen enkele tientallen doden.
In het boek ‘Kelderleven’, dat is uitgegeven door het Vincent van Gogh Instituut, staat een groot aantal letterlijke citaten van ooggetuigen. Het laat goed zien waar de mensen op het Annapark toen mee te maken kregen: ‘De hele voorzaal was weg, een en al puin, balken en stenen door elkaar, glas en lappen in bloed en ledikanten krom en scheef uit elkaar gerukt. Alles door elkaar en daarin en daartussen onze arme patiënten.’
Omdat de beschietingen aanhouden, besloot het personeel uiteindelijk ‘het onmogelijke’ te doen en alle patiënten onder te brengen in de kelders onder het Hoofdgebouw. De kolen die daar waren opgeslagen maakten plaats voor stro en matrassen. De patiënten werden er zo goed en zo kwaad als het ging verzorgd. De ooggetuigen in ‘Kelderleven’ beschrijven hoe moeilijk dit geweest moet zijn. Kaarsen waren schaars, waardoor het een groot deel van de tijd aardedonker was in de kelders en door de kapotgeschoten daken liep het regenwater naar binnen.
In de laatste dagen voor de bevrijding kreeg het gebied te maken met steeds hevigere bombardementen en een aantal gebouwen op het Annapark ging in vlammen op. Om de moed erin te houden en het geraas van het oorlogsgeweld te overstemmen, begonnen het personeel en de patiënten te zingen. ’We zongen zo hard mogelijk met de patiënten, opdat ze maar niets zouden horen.’ Uiteindelijk werd Het Annapark op 18 oktober bevrijd door Engelse soldaten. De ‘Tommies’ brachten water en voedsel. Broos, moe en verward kwamen de 2.000 overlevende bewoners en medewerkers uit de kelders. In de dagen daarna werden zij gelukkig geëvacueerd naar veiliger gebied.
bron: ‘Kelderleven’, een uitgave van het Vincent van Gogh Instituut